Google »

Criteria

1. Aantal zenders
Belangrijk is het aantal zenders dat gelijktijdig moeten worden gebruikt in één gebouw zonder elkaar te storen. Daarna moet worden geïnformeerd of de leverancier dit aantal zendfrequenties levert.
2. Bereik van de zender
Is de zender krachtig genoeg om de gewenste werkafstand te overbruggen zonder dat er een storing optreedt? Hiermee wordt bedoeld dat de zender zou kunnen uitvallen omdat er knopen en buiken in de zendfrequentie en een weerkaatste frequentie zitten. Dit heeft tot gevolg dat het zendsignaal op een bepaald punt geen of verminderde ontvangst geeft. Om dit te controleren moet een goed horende kritisch luisteren naar de prestaties van de zender / ontvanger combinaties in een groot klaslokaal.
3. Wisselen frequentie
Als een leerling gaat wisselen van lokaal of wisselen van lokaal naar logopedieruimte, hoe verloopt dan de aanpassing op een andere frequentie. Wanneer dit te veel handelingen vereist zal dit een drempel zijn om de apparatuur voortdurend te gebruiken. Zeker daar waar andere leerlingen ook om aandacht vragen.
Met andere woorden hoe makkelijker de overschakeling is naar een andere frequentie, des te meer tijd zal in het dagelijks gebruik met klassenapparatuur of soloapparatuur worden gewerkt.
4. Terugspreekmogelijkheid
Hoeveel belang wordt er gehecht aan terugspreken? Hier wordt mee bedoeld dat tijdens de lessen de leerlingen ook onderling kunnen communiceren met behulp van de aanwezige apparatuur. Wanneer de leerkracht iets vraagt en de vraag is via de apparatuur waar te nemen, is dan ook het antwoord en de opmerkingen van de medeleerlingen te horen?
Deze terugspreekmogelijkheid was, wanneer de meeste lessen worden gegeven in gebarentaal, minder belangrijk omdat reageren en onderling communiceren vaak via de NGT gaat en de auditieve weg dan niet wordt benut.
Maar met de toenemende aantallen leerlingen met CI’s en leerlingen die gewend zijn auditieve informatie te verwerken is terugspreken weer van doorslaggevende betekenis geworden.
5. Bedieningsgemak
Bedieningsgemak is ook van belang, zodat ook de technisch minder begaafde docenten begrijpen hoe en wanneer de apparatuur te gebruiken is. De drempel voor iedereen moet zo laag mogelijk zijn. Een high-tech apparaat kan soms vele mogelijkheden bieden, maar die worden maar zelden in de praktijk gebruikt.
6. Doelgroep
De hele kleine apparatuur zoals de miniatuurontvangers kan er bij een puber voor zorgen dat dit wel wordt gedragen doordat het totaal niet te zien is of niet opvalt. Maar voor kleuters is het gevolg dat regelmatig de zandbak moet worden gezeefd om de dure ontvangers terug te krijgen. Dus van te voren moet de doelgroep waar de apparatuur voor wordt gebruikt goed in kaart worden gebracht
7. Kwetsbaarheid
De kwetsbaarheid is ook een punt van overweging voor de keuze. Soms zijn de contacten van ontvangers met de miniatuur hoortoestellen zo kwetsbaar, dat zeker dat waar het jonge of zeer jonge kinderen betreft of kinderen die motorisch minder vaardig zijn, het niet te verwachten is dat er langdurig en probleemloos gebruik gemaakt kan worden van de apparatuur.
8. Technische ondersteuning
Is er genoeg technische ondersteuning voor controle, adviezen, ondersteuning, reparatie en voorlichting of kan dat worden geregeld. Op de scholen waar veel leerlingen zijn met hoortoestellen en klassenapparatuur wordt alleen daar waar goede technische ondersteuning geregeld is alle mogelijkheden benut. Zodra er wordt bezuinigd op deze technische ondersteuning wordt het gebruik minder professioneel en verwatert de inzet van apparatuur, ook daar waar er nog auditieve wist te behalen is. Het profijt van auditieve mogelijkheden wordt vergroot bij consequent gebruik en gewenning.