Google »

ATK

De ATK bestaat uit de volgende onderdelen:

De auditieve aandachtstest


Deze test is gebaseerd op de Auditory Continous Perfomance Test (ACP, (Keith, 1994) en onderzoekt de volgehouden aandacht van het kind. Hierbij worden series met CVC-woorden aangeboden (Bosman en Smoorenburg, 1992), waarbij het kind reageert op twee verschillende doelwoorden (/poes/ en /kip/) door een blokje in een doosje te werpen. Een lijst van 50 woorden bevat 10 keer een doelwoord waarop het kind moet reageren. De lijst wordt vier keer vlak na elkaar herhaald. Zowel het aantal goede antwoorden als het aantal impulsieve fouten (reacties op een niet doelwoord) worden gescoord bij de afname van de test.

De Dichotische woordentest


Deze test meet de vaardigheid om met beide oren tegelijk verschillende woorden te verstaan. Bij de constructie van deze test werd gebruik gemaakt van woord- en plaatjesmateriaal van de SAP-test (Spraakaudiometrie met Plaatjes, (Crul, 1984)). Er werden 20 CVC-woorden geselecteerd om 10 woordparen te vormen. Van elk paar wordt het ene woord aan het rechter oor aangeboden en tegelijkertijd het andere woord aan het andere oor. Uiteindelijk worden 20 items aangeboden, waarbij elk woordpaar dus twee keer voorkomt. Het kind wordt gevraagd om de twee plaatjes aan te wijzen die corresponderen met de gehoorde woorden.

De auditieve discriminatietest


Deze test bestaat uit een hernieuwde opname van de ADIT, verzie A (Crul en Peters, 1976) en onderzoekt de auditieve foneemdiscriminatie. Het spraakmateriaal bestaat uit 30 CVC-woorden, uitgesproken door een vrouwelijke spreker. Voorafgaand aan elke stimulus benoemt de testleider twee plaatjes, waarvan de woorden slechts een foneem van elkaar verschillen (bijv. bus-mus). Vervolgens luistert het kind naar het woord met behulp van de koptelefoon en wijst het betreffende plaatjes aan.

Woorden in ruis test


Deze test meet het spraakverstaan in ruis. Bij het samenstellen van de test werd gebruik gemaakt van 12 verschillende, tweelettergrepige woorden (spondeeën), uitgesproken door een mannelijke spreker. Met behulp van deze twaalf woorden werden woordenlijsten gemaakt, waarbij de twaalf woorden steeds in een andere volgorde werden gezet. Tijdens de test wordt, tegelijk met deze woorden, aan beide oren een ruis aangeboden. Het kind wordt gevraagd om het plaatje aan te wijzen, dat correspondeert met het woord, dat meestal nog net hoorbaar is door de ruis heen. Met behulp van een adaptieve methode wordt de drempel bepaald van het woord, dat telkens qua luidheid varieert ten opzichte van de ruis. Bij twee correcte antwoorden wordt het woord zachter gemaakt, bij een incorrect antwoord wordt het luider gemaakt.

Binaural Masking Level Difference test


Met behulp van deze test wordt informatie verkregen over de samenwerking tussen de oren. In deze test worden faseverschillen toegepast in het signaal: het geluid dat rechts wordt aangeboden, heeft een andere fase dan het geluid links. Wij maken in het dagelijks leven gebruik van deze faseverschillen om te kunnen richtinghoren. Bij deze test wordt dit nagebootst met behulp van het materiaal van de woorden-in-ruis-test. Het signaal aan het rechteroor wordt gewijzigd; de fase van dit spraaksignaal wordt aan dit oor 180 graden gedraaid, terwijl de ruis in fase blijft. Voor het kind blijft de opdracht hetzelfde. Ook voor de testleider geldt dezelfde afnamemethode als voor de woorden-in-ruis- test. Het verschil tussen de uitslag van de woorden-in-ruis-test en de uitslag van deze test wordt het "binaural masking level difference (bmld, binauraal maskeer verschil) genoemd.

Random GAP Detection Test


Deze test is overgenomen van Keith (Keith, 2000). Hierbij wordt de temporele resolutie van het oor gemeten; het kleinste waarneembare interval ("gap") tussen twee korte stimuli. Als het interval tussen de stimuli te klein is, wordt dit waargenomen alsof dit 1 stimulus was. Het kind luistert bij deze test naar korte toontjes (7 ms), waartussen het interval gevarieerd wordt van 0 tot 40 ms. Bij elk item wordt gevraagd om te kiezen tussen een plaatje met 1 bolletje (1 toontje) en een plaatje met twee bolletjes (2 toontjes). Het kleinste interval, waarbij het kind de 2 bolletjes aanwijst, is de "lowest gap". Dit wordt over 4 verschillende frequenties (500, 1000, 2000 en 4000 Hz) en voor klikgeluiden gemeten.

Lindamood Auditory Conceptualization Test


Deze test beoogt het foneembewustzijn te meten en is vertaald uit het Engels (Lindamod en Lindamood, 1979). De test biedt de mogelijkheid om auditieve codering en sequentering van spraakklanken te meten, zonder dat het kind kennis hoeft te hebben van letterkennis of foneem-grafeemomzettingen. Met behulp van 24 gekleurde blokjes in 6 verschillende kleuren worden opdrachten gegeven als: "Laat me zien: /o/ /a/ /u/". Het kind behoort hierbij drie blokjes van een verschillende kleur op een rijtje neer te leggen, aangezien er drie verschillende klanken zijn gemaakt. Met de kleurencombinatie kan het kind dus aangeven of de klanken hetzelfde klinken (door blokjes met gelijke kleur te leggen), of verschillend klinken (door blokjes met verschillende kleuren te leggen). Ook moet het kind inzicht laten zien in de volgorde van de aangeboden klanken. De oorspronkelijke test kent 2 onderdelen. Aangezien in een vooronderzoek bleek dat het tweede onderdeel te moeilijk was voor de jongste kinderen, werd in dit onderzoek slechts het eerste onderdeel afgenomen (Stollman et al, 2003).